‘Ik pas in mijn pyjama. Mijn pyjama past in mijn koffer. Dus ik pas in mijn koffer.’ Logisch toch?
Nou, niet dus. Ik heb het geprobeerd. Maar ik pas met geen mogelijkheid in mijn koffer. Wel in mijn pyjama. Die ook vrij groot is trouwens. Maar dat terzijde. Het klopt niet, dat met die koffer en die pyjama.
Het is een paradox. Een paradox is een stijlfiguur, waarbij het gaat om een tegenstrijdigheid. Paradoxen zijn niet altijd gemakkelijk te herkennen. Een paradox duikt op als in een tekst het eerst geschrevene niet klopt met het later geschrevene. Politici gebruiken weleens redeneringen die zo zijn opgebouwd als die met die pyjama en de koffer. Klopt van geen kant. Tegenstrijdig.
‘Deze tekst bevat geen fouten, behalve deze’. Dan weet je dus nog niets over de kwaliteit van de tekst. Als deze tekst vol fouten staat, is de mededeling ‘Deze tekst bevat geen fouten, behalve deze’ niet waar. De mededeling is ook niet waar als de tekst foutloos is. Heb je ook het gevoel dat je in een vicieuze cirkel terecht bent gekomen?
Paradoxen geven mij in mijn hoofd een knoop. Kortsluiting. Zoals: ‘Op elke regel bestaat een uitzondering’. Kan niet. Als de uitspraak waar is, heb je te maken met een regel die geen uitzonderingen heeft. De uitspraak kan dus niet waar zijn.
‘Zeg nooit nooit’ is ook zo’n kreet die heen en weer stuitert als je het goed bekijkt.
‘Schrijven is schrappen.’ Werkt ook niet. Als je echt alles zou schrappen wat je schrijft, houd je niets over.