Opeens zat ‘ie op ons terras. In een hoekje. Piepend. We hebben hem Elmo genoemd. Elmo zag er uit als een halve vogel zonder kont, met een warrig kapsel en een gedesoriënteerde blik in zijn kraaloogjes. Heel zielig. Zo’n piepklein vogeltje. Misschien was ‘ie aangevallen door een kat of een roofvogel. Miste hij een stuk van zijn staart, omdat die er afgebeten was. Of was ‘ie pardoes uit zijn nestje gekukeld? Of erger nog, uit het nest gewerkt met grote-vogel-ellebogen?
Hij piepte wel heel hard. Wanhopig klonk het. Wat moesten we ermee? In een doosje leggen, onder een dekentje? Voeren met een flesje? Weet ik veel. Zo deed ik dat vroeger als kind weleens, als er een vogeltje door onze kat was aangevallen. Kwam nooit goed.
Eerst maar eens googlen. De Vogelbescherming meldt: ,,Vaak komen jonge vogels al uit het nest als ze nog niet kunnen vliegen, dat is normaal. Ze worden steeds groter en het nest is dan gewoon te klein. Ze leven die eerste dagen op de grond en lijken verweesd, maar zijn het niet.’’ Oké dan.
,,De ouders zoeken voedsel en weten door bedelgeroep waar de jongen zitten. Na een dag of twee, drie, kunnen ze vliegen en zichzelf in veiligheid brengen.’’
Oké, we zijn gerust gesteld. Niks doen. Dat is voor iedereen het beste. Maar Elmo roept en hipt en zoekt. Dat je je toch afvraagt of je het beestje niet kan helpen. ,,In die kwetsbare tijd kijkt een jonge vogel de kunst van het overleven af van de ouders. Als u het vogeltje veilig in een kartonnen doosje stopt, kan dat niet, met alle gevolgen van dien. (Volgens de letter van de wet is het ook verboden om wilde vogels mee naar huis te nemen.)’’
Dat wist ik allemaal niet, hadden we bijna iets strafbaars gedaan, ook nog. Want ja, je wilt toch iets doen, eigenlijk….
Maar gelukkig, daar heeft de Vogelbescherming een tip voor. Want vervolgens lees ik: ,,.. laat ze zitten, ook al lijkt het zielig. Gewoon de ogen dichtdoen, aan vakantie denken …..’’
Dat hebben we gedaan. Het werkt.